Diabetes Type 1
Diabetest type 1 komt het meeste voor bij kinderen
De alvleesklier maakt het hormoon insuline aan. Insuline is een hormoon wat veel functies heeft in het lichaam. Eén van de functies is het regelen van de bloedsuikerspiegel.
Vooral na een maaltijd vindt de productie van insuline plaats. Door het voedsel komt er suiker (glucose) in het bloed en insuline zorgt er dan voor dat de glucose in de cel komt als brandstof. Ons lichaam heeft de glucose nodig om energie te kunnen maken voor alle processen in het lichaam. De energieproductie vindt in iedere cel plaats. Krijg je teveel glucose in je bloed, meer dan de cellen kunnen opnemen, dan wordt de glucose opgeslagen als vetweefsel. Als er dan weer energie gemaakt moet worden, kan het lichaam zijn vetvoorraad omzetten in glucose wat dan weer als brandstof kan dienen.
Het regelen van de bloedsuikerspiegel is een basisvoorwaarde van een goede gezondheid. Daarom wordt dit heel zorgvuldig gecontroleerd door het brein en indien noodzakelijk wordt insuline hiervoor ingezet. Alleen insuline kan zorgen dat er glucose in de cel komt en dat de bloedsuikerspiegel daalt.
Dit regelsysteem is bij Diabetes verstoord
Bij Diabetes wordt te weinig van het hormoon insuline gevormd. Dat betekent dat de cel niet aan glucose kan komen om energie te leveren. Immers de glucose kan niet in de cel gebracht worden. Het gevolg is dat er te veel glucose in je bloed blijft zitten, waardoor er te hoge bloedglucose waarden ontstaan. Het lichaam kan niet het overtollige glucose opslaan en het glucose wordt uitgescheiden door de urine. Daarbij trekt het vocht mee. Het lichaam doet er van alles aan om toch de cellen van brandstof te voorzien en gaat daarvoor glucose maken uit het vetweefsel wat er is en breekt spiereiwitten af.
Kenmerken van Diabetes type 1 zijn:
veel plassen,
veel dorst,
zoete urine,
droge mond,
wazig zien,
infecties,
blaasontstekingen of urineweginfecties,
vermoeidheid en gewichtsafname.
Diabetes Type 1 komt vooral voor op jonge leeftijd. Ongeveer 10-20% van de mensen met Diabetes heeft type 1. Het is een auto-immuunziekte, dat betekent dat het eigen immuunsysteem zich vergist en zich richt met antistoffen op de bètacellen van de eilandjes van Langerhans in de alvleesklier. Juist deze cellen produceren insuline.
Waarom het immuunsysteem dat doet, is nog niet zo bekend. Uit onderzoeken blijkt wel dat externe factoren een rol spelen of de aandoening ook ontstaat. Deze verdachte factoren zijn o.a.
– virusinfecties, (bof, rode hond, coxsackie B4, cytamegalovirus),
– het eiwit albumine in koemelk,
– een tekort aan vitamine D en
– gluten
– een disbalans in het darmmicrobioom
Steeds meer komen er aanwijzingen dat de conditie van de darmwand een invloed heeft op het immuunsysteem. Komen er teveel schadelijke bacteriën of schadelijke stoffen door de darmwand, dan raakt het immuunsysteem overbelast en uit balans. Deze schadelijke stoffen kunnen zich hechten aan eiwitten, veranderen hun ruimtelijke structuur, met als gevolg dat het immuunsysteem die eiwitten niet meer als ‘eigen’ herkent. Auto- immuniteit is het resultaat.
Het immuunsysteem bestaat uit 2 delen die in evenwicht met elkaar moeten zijn. Regulerende cellen van het immuunsysteem reguleren de balans tussen deze 2 systemen. Afwezigheid of deficiëntie van de regulerende cellen van het immuunsysteem leidt tot een overheersing van het ene systeem over het andere wat resulteert in overmatige ontstekingsreacties. Dit kan leiden tot vele (chronische) ziektes.
De regulerende cellen van het immuunsysteem zijn afhankelijk van een goed darmmicrobioom.
Een verband werd aangetoond tussen gewijzigde microbiota (de darmbacteriën) en het voorkomen van auto-inflammatoire ziekten Onderzoekers zijn er ook in geslaagd om het optreden van deze ziekten te remmen en om de impact te verminderen door het herstellen van het darmslijmvlies en het microbioom en dit blijkt bijzonder effectief tegen het voorkomen van auto-immuunziektes veroorzaakt door een tekort aan regulerende cellen van het immuunsysteem.
80% van auto-immuniteit is een darmprobleem: een beschadigd darmslijmvlies waardoor verkeerde stoffen in ons bloed komen en het immuunsysteem negatief beïnvloeden.
De ontwikkeling van het immuunsysteem begint al tijdens de zwangerschap. De baby is afhankelijk van het darmmicrobioom van zijn moeder. Dat betekent dat de weerstand van de baby zich dan al aan het ontwikkelen is. Het immuunsysteem van de baby rijpt verder uit tot puberteit en volwassenheid. Vooral de eerste 2 jaren is het immuunsysteem van het kind erg kwetsbaar.
Auto-immuniteit kan zich richten op verschillende weefsels in het lichaam, waaruit dan een bepaalde ziekte ontstaat. Of er daadwerkelijk Diabetes type 1 ontstaat lijkt met name bepaald te worden door hoe zwaar het regelsysteem dat de bloedglucose waarden binnen de grenzen houdt, wordt belast door verschillende bovengenoemde (externe) factoren.
Glutenallergie en Diabetes
Glutenallergie komt voor bij 5% van de mensen met Diabetes type 1. In het Leids Universitair Cenrum hebben onderzoekers gevonden dat het enzym tTG van gluten een stof vormt die een afweerreactie oproept. Deze afweerstof kan een reactie oproepen tegen gluten, dan krijg je de auto-immuunziekte Coeliakie of het kan een afweerreactie oproepen tegen insulineproducerende cellen, dan krijg je Diabetes Type 1.
Dit enzym tTG is verantwoordelijk voor het veranderen van de stof pro-insuline in de eilandjes van Langerhans dat de bloedsuiker regelt.
Het blijkt ook dat een glutenvrij dieet kort na de diagnose diabetes type 1 een positieve invloed op de bloedsuikerspiegel kan hebben.
Ook zouden kinderen die al op heel jonge leeftijd gluten eten, meer kans hebben op diabetes type 1.
Let wel: er is (nog) geen bewijs dat een glutenvrij dieet diabetes type 1 voorkomt. Wel is uit onderzoeken gebleken dat een glutenvrij dieet direct na de diagnose, de ziekte uitstelt. Een onderzoek uit 2012 laat zien dat een Deense jongen van 6 jaar kort na de diagnose diabetes type 1 startte met een glutenvrij dieet Na 16 maanden was zijn nuchtere bloedsuiker 4,1 mmol/l en ook na 20 maanden had hij nog steeds geen insuline nodig. https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/22729336
Wat kun je doen?
Bij Diabetes Type 1 moet je focussen op 2 dingen:
- Het normaliseren van de bloedsuikerspiegel
- Zorgen dat het immuunsysteem zo min mogelijk wordt geprikkeld
1. De bloedsuikerspiegel
De alvleesklier produceert de hele dag door ritmisch insuline, ongeacht de behoefte. Dit is omdat insuline de taak heeft bepaalde hormonale processen aan- of uit te zetten. Het regelen van de bloedsuikerspiegel gaat echter altijd voor, de andere functies komen erna.
Steeds als je koolhydraten hebt gegeten, gaat je bloedsuikerspiegel omhoog. Om de suiker in de cel te krijgen zorg je dat er insuline in het bloed komt in de vorm van een spuit of pomp.
Als je insuline spuit, is het belangrijk om de juiste hoeveelheid insuline te gebruiken. Dit kun je uitrekenen. Het kan zijn dat je teveel spuit, dan krijg je een hypoglycemie, dat is dat je bloedsuikerspiegel te laag wordt. Dat kan gevaarlijk zijn, omdat je in een coma kunt geraken. Je ziet dan ook dat veel suikerpatienten druivensuiker bij zich hebben. Als ze meten dat de bloedsuiker te laag wordt, kan er snel dextrose (druivensuiker) genomen worden wat meteen wordt opgenomen in het bloed en de suikerwaarde snel laat stijgen. Met natuurlijk weer het risico van een te hoog suikergehalte.
Een hoge bloedsuikerspiegel (hyperglycemie) kan schaden geven aan de kleine bloedvaten bijv. in de ogen en de nieren en aan de zenuwen. Daarom is het belangrijk om een hyperglycemie te voorkomen. Met het goed samenstellen van je voeding, kun je deze hoge pieken in je bloedsuikerspiegel voorkomen en zorgen dat er geen schade gaat ontstaan aan o.a. zenuwen en bloedvaten.
Als je zorgt dat je geen bloedsuikerpieken krijgt, kan het lichaam de insuline inzetten voor alle andere functies waar het bij nodig is, zoals herstel van de alvleesklier, betere schildklierwerking, betere werking van het gelukshormoon (serotonine), stressregulering, gevoel van zelfvertrouwen en welbevinden (productie oxytocine), betere werking van het hormoon verantwoordelijk voor de geslachtsorganen (GnRH) etc.
Met een insulinepomp is het bloedsuikergehalte het meest nauwkeurig te regelen, zodat je noch een hypo-, noch een hyperglycemie krijgt. Het werkt eigenlijk zoals de alvleesklier werkt, namelijk het geeft voortdurend de hele dag door kleine hoeveelheden insuline af.
Diabetes is dus niet alleen een aandoening van de suikerstofwisseling. Insuline regelt ook andere processen in het lichaam en als het te laag is worden die ook ontregeld. Door meer uitscheiding van urine zal het lichaam ook meer voedingsstoffen verliezen, waardoor er tekorten kunnen ontstaan en de behoefte aan deze vitaminen en mineralen groter wordt. Hierbij moet je bijv. denken aan jodium, magnesium, zink, chroom ec.
Ook zal het lichaam proberen energie te maken uit eiwitten en vetten als er onvoldoende glucose voorhanden is. Door deze afbraak komen er meer vetzuren en aminozuren in de bloedsomloop.
2. Het auto-immuunsysteem
Het immuunsysteem moet zo min mogelijk geprikkeld worden. Daarvoor is het belangrijk dat de darm optimaal functioneert om de schadelijke stoffen en schadelijke bacteriën niet door de darmwand in het bloed te laten komen.
Het vermijden van gluten en het liefst ook zuivel is een voorwaarde om de darmcellen niet te irriteren. Dan blijft de integriteit van de darmen intact. Ook soja en spinazie hebben stoffen die de doorlaatbaarheid op microscopisch niveau van de darmwand groter maken. Alles wat dan door de darmwand komt wat niet in het lichaam thuishoort, reageert het immuunsysteem op.
Bij Diabetes type 1 speelt vitamine D ook een grote rol. De beste waarde van vitamine D in het lichaam is tussen de 80-100 nmol/liter. In de zon krijg je vitamine D binnen, maar dan is het nog niet werkzaam. Hiervoor heb je ook voldoende vitamine A nodig en de darmen, lever en nieren moeten goed functioneren om vitamine D om te kunnen zetten in de actieve vorm. Nederland ligt ver van de evenaar, voor voldoende vitamine D opbouw uit zonlicht, zul je met ontblote armen en hoofd minstens een kwartier onbeschermd in de zon moeten zijn tussen 11 uur en 15.00 uur. Alleen de maanden zonder ‘R’ erin, geven voldoende zonkracht.
Smeer dus niet te snel in en voorkom zonnebrand door je lichaam te bedekken met kleding. In zonnebrandcreme zitten meestal schadelijke stoffen die je huid opneemt en via de bloedbaan door de lever moeten worden afgebroken, wat een extra belasting geeft. Hoe beter je in je vitamine D zit, hoe minder kans op o.a. huidkankers.
In de praktijk
- Zorg dat je bloedsuiker goed geregeld wordt met het liefst een insulinepomp, om zoveel mogelijk de werking van de alvleesklier te imiteren
- Pas je voeding aan:
- Vermijd gluten en eventueel andere intoleranties. Gluten zitten bijna in al het voorbewerkte voedsel. Lees hiervoor de etiketten. Ook in pasta’s zoals spaghetti, macaroni, in pizza’s, koekjes, taarten zitten gluten, tenzij er glutenvrij op staat vermeld. Vermijd dus ook de ‘tussendoortjes’ zoals granenrepen, evergreens, sultana’s etc.
- Eet geen voeding die je bloedsuiker snel laten stijgen, denk hierbij aan alles wat van witte bloem is gemaakt, dus ook brood. Granen, vooral tarwe, laten de bloedsuiker snel stijgen. Neem dan liever roggebrood of volkoren speltbrood met een omelet erop. Door de eiwitten in de omelet komt het lichaam moeilijker bij de suiker van het brood en stijgt de bloedsuikerspiegel minder snel.
- Eet zoveel mogelijk vers onbewerkt voedsel: veel groenten, 2 stuks fruit, af en toe een stukje vlees, veel vis, gevogelte, eieren, kruiden
- Varieer, kijk naar de verschillende kleuren bij het samenstellen van je maaltijd.
- Drink water, kruidenthee, koffie, maar vermijd vloeibare suikers: frisdranken, alcohol
- zorg voor voldoende inname van vitamine D
Schakel deskundige hulp in om je hierbij te helpen en verder te ondersteunen
Neem hier contact op